Tijdens het trainen van judo hoor je veel termen voorbij komen die je waarschijnlijk onbekend in de oren klinken. Judo is een Japanse verdedigingssport en dat betekent dat er ook Japanse benamingen in voorkomen.
Algemene termen
Judo
Judoka
Budo
Sensei
Tatami
Ne-waza
Tachi-waza
Hidari
Migi
Uke
Tori
De zachte weg (Ju = zacht, do = de weg)
Beoefenaar van de judo
Japanse krijgskunsten
Leraar
Judomat
Grond technieken
Staande technieken
Links
Rechts
Persoon die de techniek ondergaat
Persoon die de techniek uitvoert
Tellen
1
2
3
4
5
Ichi
Nji
San
Shi
Go
Lichaam en judopak
Tai
Ashi
Atama
Koshi
Kubi
Kata
Judogi
Obi
Uwagi
Zubon
Zuri
Lichaam
Voet/been
Hoofd
Heup
Nek
Schouder
Judokleding
Band
Overjas (De judojas)
Broek (De judobroek)
Slippers
Instructies en scores
Rei
Hajime!
Matte!
Osea-komi
Toketa
Sore-made
Migi
Koka
Yuko
Waza-ari
Waza-ari-awasete-ippon
Ippon
Yushei-gashi
Groet / buiging
Begin(nen)!
Stop!
Houdgreep
Verbroken (na houdgreep)
Einde / Het is tijd
Rechts
Kleine voordeel (3 punten): Is afgeschaft!
Groot voordeel (5 punten): Is afgeschaft!
Half punt (7 punten)
Twee halve punten maakt heel punt (10 punten)
Heel punt (10 punten)
Winnen door overmacht (1 punt): Wordt bij gelijkspel bepaald door de scheidsrechter